Bruine boomkruiper gesignaleerd aan De WeelUitgegeven op 15-03-2010 om 19:44 |
link |
bewaar |
printHIPPOLYTUSHOEF - Van Annemarie de Jongh ontvingen wij de volgende foto's. In haar tuin ontwaardde zij een Bruine Boomkruiper.
Door de gevlekte, bruine rug is de boomkruiper uitstekend gecamoufleerd op de meeste boomstammen. De vogel wordt in het broedseizoen dan ook niet veel gezien. Buiten de broedtijd laat de vogel zich meer zien en is dan onder meer door de lichtere buik en de gekromde snavel goed te herkennen.
Het voedsel van de boomkruiper bestaat uit insecten die met de gekromde snavel uit de spleten in boomschors gehaald worden. Tijdens het zoeken naar voedsel kruipt de boomkruiper in een spiraal van onder naar boven langs boomstammen. De staart bestaat uit stijve pennen en wordt door de vogel als ondersteuning tijdens het klimmen gebruikt. De vogel blijft het gehele jaar in hetzelfde gebied en nestelt in boomspleten of achter boomschors.
Wetenschappelijke naam:
Certhia brachydactyla Brehm, 1820
Nederlandse naam:
Boomkruiper
Vogelgroep:
Boomkruipers
Veldkenmerken.
12,5 cm. Kleine rossige vogel, die als een muis langs boomstammen omhoog klimt. Heeft lange gebogen snavel, bruine bovendelen met gele of grijswitte streepjes en vlekjes, witte wenkbrauwstreep, rossige stuit, witte onderdelen, kastanjebruine flanken en bruine puntige staart. Klimt in bomen als een kleine specht, nooit naar beneden als Boomklever. Zeer moeilijk te onderscheiden van Taigaboomkruiper, maar bruine flanken zijn makkelijkste onderscheidende kenmerk. Geluid anders. Heeft verder smallere, minder contrasterende wenkbrauwstreep, kortere achternagel, en iets langere, sterker gebogen snavel. Nestelt in holen, achter losse schors, in schorsspleten, holtes in muren, nestkasten, etc. Verschuilt zich aan achterzijde van boomstam bij verstoring. Alleen of in paren in broedseizoen, in de winter vaak in rondzwervende mezengroepen.
Geluid.
Diverse zachte meesachtige roepjes. Karakteristieke roep verschilt van Kortsnavelboomkruiper, een luid herhaald ’tie tie tie’. Zang oplopend ’tie tru-ie trie trie’.
Voorkomen.
Algemene standvogel, hoewel enige trek in vroege herfst plaatsvindt. Zwerft ’s winters rond.
Habitat.
Alleen bij hoge bomen, vooral in oud loofbos, parken, boomgaarden. Op veel plaatsen ook in oud naaldbos.
Voedsel.
Ongewervelden, die op takken en stammen worden gezocht. Kruipt van beneden omhoog langs een stam, vliegt dan naar de volgende boom en begint opnieuw. Vangt af en toe vliegende insecten.