Hollands Kroon als basiscel van de democratieUitgegeven op 03-03-2018 om 22:07 |
link |
bewaar |
printPrecies honderd jaar geleden mochten voor het eerst alle mannelijke Nederlanders van 25 jaar en ouder (vrouwen stonden nog buitenspel) hun stem uitbrengen op een kandidaat voor de Tweede Kamer. De opkomst was verplicht. Mannen die niet op kwamen dagen konden beboet worden.
Verkiezingsstrijd
Het was in 1918 voor het eerst dat de verkiezingen volgens het principe van 'evenredige vertegenwoordiging' plaatsvonden en het districtenstelsel afgeschaft was. Het partijenstelsel deed zijn intrede. Iedere partij wilde natuurlijk zoveel mogelijk zetels halen zodat een felle verkiezingsstrijd ontstond. Politieke tegenstanders werden als vijand afgeschilderd. Op affiches van de 'Vrije Liberalen' was Troelstra (socialist) te zien die de maatschappij in een afgrond wilde storten waar men dan in de klauwen van de communisten zou vallen. Een aanplakbiljet van de socialisten (SDAP) toonde hoe een gespierde arbeider de 'octopus' van het kapitalisme te lijf ging. Dergelijke beelden zijn in onbruik geraakt. Politieke tegenstanders gaan meestal beschaafd met elkaar om. In Hollands Kroon is nog nooit sprake geweest van een 'Poolse landdag', waarbij rivaliserende raadsleden elkaar uitscholden of te lijf gingen.
Burgemeester Kolff met de Raad van Wieringen voor het gemeentehuis, 1 september 1920
Foto Historische Vereniging Wieringen, Henk Braad
Burgerschap
Ook in Hollands Kroon vonden en vinden activiteiten van politieke partijen plaats om de kiezers over te halen om de 'juiste' keuze te maken. Door zoveel mogelijk in de media te verschijnen brengen zij hun boodschap over: stem op ons. Gemeenten worden wel eens de 'basiscellen van de democratie' genoemd. Eind jaren vijftig kregen nieuwe kiezers van gemeentewege een boekje met de titel 'burgerschap en burgerzin' uitgereikt waarin ons staatsbestel uitvoerig werd uitgelegd. De tachtigers in Hollands Kroon kunnen zich dat boekje misschien nog wel herinneren. De overheid hoopte de kiezers goed te informeren waardoor men 'juiste' keuzes kon maken. De schrijvers van het boekje, Rengelink en Mug, zagen toen, net als Johan Remkes (Commissaris van de koning) nu, een innig samengaan tussen de Civil Society (verenigingswerk) en democratie: '
Democratie is (...) sociaal verantwoordelijkheidsbesef. Het besef dat U medeverantwoordelijk bent, ook voor het lot van anderen. U kunt een goed staatsburger zijn door Uw werk in allerlei verenigingen, door Uw werk in kerkelijke organisaties, in de jeugdbeweging, in vakvereniging of politieke partij.' Het op vrijwillige basis in verenigingen bezig zijn van burgers (Civil Society) wordt hier duidelijk in verband gebracht met democratie. Maar dat de besluitvorming zo democratisch is als de schrijvers van het boekje beweren, is de vraag: '
Je zou dat het wonder van de democratie kunnen noemen, dat daar naast elkaar de treinconducteur en de onderwijzer, de fabrieksarbeider en de winkelier, de landarbeider en de advocaat, de huisvrouw en de fabrieksdirecteur tezamen het overheidsbeleid bepalen.'
Te laat
Volgens de Grondwet staat de Raad aan het hoofd van de gemeente. Toch lijkt het College van B&W samen met de (hogere) ambtenaren de lakens uit te delen en staat de Raad buitenspel. In de Raad zitten veel amateurs die het wel goed bedoelen, maar het meestal verliezen van beroepspolitici en de goed ingewerkte ambtenaren. Bovendien wordt de Raad vaak pas geïnformeerd in een (soms té) laat stadium...
Kees Zwaan