ABC-tje deel 2Door: Gerard LaernoesUitgegeven op 22-05-2011 om 20:12
ABC-tje (2)
Maar dan komt het. Een lesje begrijpend lezen. Ivo schrijft een brief aan zijn Turkse vriendje Karem. Die snapt niks van ons Sinterklaasfeest en schoenen zetten. Ivo gaat het uitleggen.
Zijn brief begint met ‘Hoe gaat het met jouw?’ Dat is een merkwaardig begin. Zou deze fout gebruikt worden voor een lesje spelling? Nee, niets daarvan. Ivo maakt een fout en die wordt nergens hersteld of verbeterd. Inderdaad: oud papier. Er kan volgens de inleider nog een heleboel bende door de versnipperaar.
Het thema van de lezing was: ‘Effectief omgaan met risicolezers.’ Hoe herken je een risicolezer? Nou, bijvoorbeeld als hij of zij na vijf bezoeken aan McDonalds nog niet weet hoe je de letter ‘M’ schrijft. Of herkent.
Kijk, dat is informatie waar je wat aan hebt. Letters leren in de praktijk. De ‘M’ leren terwijl je een hamburger verorbert. Herhaling is de moeder van de wetenschap dus je kunt daar net zo vaak heengaan als je wilt. Ter afwisseling zou je een MaandMenu bij Mister Ming kunnen halen. Het begin van het alfabet kun je aanleren met de Menu’s A t/m E. Voor de ‘F’ lijkt me de Febo de meest geschikte plaats. En zo maar door. Het leesprobleem wordt etenderwijs opgelost. Dat ondertussen een ander probleem dreigt vergeten we nu even. Eén probleem tegelijk.
Na een krap uur was de wetenschapper uitgesproken Hij kreeg een welverdiend applaus. Zeker van de juffen van groep 3. De beste leerkrachten behoren in die groep te staan.
Helaas verdween hij meteen zodat er geen vragen gesteld konden worden Zo had ik nog willen weten of een Kroketmenu een goede uitgangspositie is voor de letter ‘K’ of dat boodschappen doen bij het Kruidvat wellicht uitdagender is.
Nadat we even hadden bewogen nam een juffrouw de leiding. Zij zou de vertaalslag naar de praktijk maken. Het werd me even te veel. De aandachtsboog hield op gespannen te staan. Woorden als ‘dooroefenen’ maakten het er niet beter op. Vroeger was ze juf, maar ik voelde me gelukkig dat ik niet bij haar in de klas heb gezeten. Ze beloofde dat ze om half zes met haar praatje zou stoppen en daar hield ik me maar aan vast. Daarna zou er een pauze zijn met boerenkool en worst. Eerlijk gezegd was ik daar voor gekomen.
Maar om half zes ging ze nog rustig door. Hoogstaande groepsinstructie, verlengde instructie, pre- en reteaching, intensiviteit, feedback: het hield maar niet op.
Om tien voor zes werd haar spreekbeurt ruw onderbroken. De kok verontschuldigde zich voor het inbreken in het goede gesprek dat we hadden, maar het eten stond nu af te koelen. De juf zou haar les nu wel als beëindigd beschouwen, dachten we. Ze probeerde nog wel een nieuw plaatje en een praatje, maar daar trapte het hongerige volk niet in. Op naar de eetzaal!
Daar stonden pannen opgesteld met allerhande stamppotten. Als invalide kwam ik als laatste aan bij wat er nog over was van de gerechten. Mattheüs 19 vers 30 was op mij van toepassing: ik was als één der eersten aanwezig deze middag, maar nu de laatste. Er was nog enige hutspot over dus restte mij niets dan van dit rode te slurpen. (Genesis 25:30).
De discussie na de pauze liet ik voor wat het was. Drie uur op een plastic stoeltje vond ik wel genoeg. Thuis maar oefenen met de ‘J’ van jenever. Die letter was bij het eten mislukt. Een grappige collega nam een bekertje vette jus voor me mee in plaats van jus d’orange.
Gerard Laernoes