Het Olympisch vuur is gedoofdDoor: Bert LoosUitgegeven op 21-08-2016 om 20:46
De Olympische Spelen zijn (gelukkig) voorbij.
Veel te veel sporten, die bijna dag en nacht op TV voorbij komen.
Mijn sportinteresse beperkt zich tot Wiron, schaatsen en wielrennen.
Wiron was niet afgevaardigd. De schaatsers ook niet, want schaatsen is immers een wintersport.
Hoewel, ik zag Michel en Ronald Mulder zich om mij onduidelijke redenen regelmatig in allerlei bochten wringen.
Ook Sven Kramer en Erben Wennemars heb ik gespot. Horen zij niet gewoon in Thialf?
De eerste week van de Spelen was ik gelukkig op vakantie en hoefde niet te kijken.
Ik heb wel het wielrennen op de radio gevolgd. Een verademing, want je kunt dan tegelijkertijd een Sudoku oplossen of lezen!
Afgelopen weken heb ik af en toe gekeken en ben tot de conclusie gekomen, dat ik niets van sport weet.
Ik zag een aantal mannen, die blijkbaar hoge nood hadden, hard lopen over een afstand van 100 meter. Dat vond ik wel leuk, want het was binnen 10 seconden afgelopen. Zelfs met de herhalingen van voor, achter, boven en opzij, al of niet in slow motion, duurde dit onderdeel niet al te lang.
Dus toen ik de volgende dag weer een aantal mannen gebukt aan de start zag staan ging ik er eens voor zitten. Maar wat bleek: ze hadden een aantal hekken in de weg gezet en de baan ook nog eens met 10 meter verlengd. De meeste deelnemers reageerden deze tegenvaller af door de hekken demonstratief omver te lopen. Dat mocht blijkbaar.
De ruiters te paard mochten dat nou net weer niet. Zij kregen dan strafpunten.
Ook andere sporten zitten vol tegenstellingen:
Een Nederlandse ruiter wordt berispt, omdat hij zijn paard (te hard) met de zweep heeft geslagen.
Een Nederlandse boksster haalt zilver, omdat ze haar tegenstandsters hard genoeg heeft geslagen.
De hockeyers, voetballers en handballers juichen als een bal in het net wordt geschoten.
De volleyballers, tennissers en badmintonners balen als een bal in het net belandt.
Sommige sporten begrijp ik totaal niet.
Ik zag dames en heren op een kinderfietsje zonder zijwielen over een bochtige hobbelbaan racen. Daarbij werd veel gevallen, maar dat krijg je zonder zijwieltjes.
Er werd ook met van alles en nog wat gegooid, zoals een jeu de boules bal. Die werd aan een touw weggeslingerd in plaats van hem gewoon te rollen.
Anderen gooiden een frisbee zo ver mogelijk, maar dan stond er niemand aan de andere kant om hem te vangen.
Ook waren er speerwerpers, maar die raakten nog geen olifant (die waren er namelijk niet in het stadion).
Fierljeppen ken ik als Fryskofiel natuurlijk. Ze waren in Rio echter het water vergeten.
Het was blijkbaar armoe troef in Rio, ook bij het volleybal: Dat deden ze in het zand.
Vandaag zag ik nog hardlopers, die gewoon op straat liepen, ik denk op weg naar het station zo’n 42 kilometer verderop. Ze keken tenminste regelmatig op hun horloge of ze de trein wel zouden halen. Hadden ze geen geld voor de bus, tram, metro of taxi?
Onze koning was er ook met zijn gezin. Ik dacht, dat hij meer verstand van sport had dan ik.
Maar wat deed hij? Toen de handbalsters in de halve finale in de laatste seconden op de paal schoten zat hij te klappen…
Hij ging daarna natuurlijk zijn verdriet verdrinken in het Holland Heineken Huis, want je mag de hoofdsponsor immers best een hart onder de riem steken.
Hoewel, een turner, die dat ook deed, werd naar huis gestuurd.
Gisteren begon gelukkig de Vuelta en was er eindelijk weer wielrennen op TV.
Een simpele sport: Je rijdt op de fiets van start naar finish en wie het eerst aankomt wint.
Je hoeft in vlakke etappes overigens alleen naar het laatste kwartier te kijken: Dan wordt de kopgroep net ingelopen en beslissen de sprinters de etappe.
De Olympische Spelen zijn pas weer in 2020. Dan ben ik inmiddels met pensioen en kan dus de hele Spelen met vakantie (ik neem wel Els en de radio mee).